De zaak
Om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, moeten we anderhalve meter afstand houden en mogen we niet samenkomen. Overtreders krijgen een boete van 390 euro. De Gelderse kantonrechter buigt zich over de vermeende anderhalvemeter- en samenkomstovertredingen van 18 verdachten.
De anderhalvemeterregel, die is opgenomen in noodverordeningen in de veiligheidsregio’s, is volgens de verdachten een onrechtmatige inbreuk op een grondrecht. Het artikel in de gemeentewet waarin de bevoegdheid tot het opstellen van een noodverordening is opgenomen, verbiedt uitdrukkelijk dat met een noodverordening inbreuk wordt gemaakt op grondrechten. En dat gebeurt met de anderhalvemeterregel. Op grond van vermeldingen op websites, waaronder politie.nl en uitlatingen van de minister van Justitie en Veiligheid, mochten mensen erop vertrouwen dat zij eerst zouden worden gewaarschuwd voordat zij een boete zouden krijgen voor het overtreden van de anderhalvemeterregel. Het is niet terecht dat in andere zaken alleen een waarschuwing is gegeven. In een aantal zaken luidt de beschuldiging dat de corona-overtreders deelnamen aan een openbare samenkomst, maar dat was helemaal niet zo. En hoe konden mensen nu weten dat de anderhalvemeternorm ook gold in de auto? Ten slotte hebben de vermeende overtreders van de coronaregels in alle 18 gevallen een boete (strafbeschikking) van 390 euro gekregen. Dat is buitensporig.
Het Openbaar Ministerie (OM) neemt de uitspraken van de minister niet voor haar rekening. In het interne beleid van het OM is nooit een waarschuwingsplicht opgenomen. Ook op de website politie.nl stond niet dat altijd eerst moest worden gewaarschuwd. Het is aan de individuele handhaver om te beoordelen welke interventie passend is. In een aantal zaken luidt de beschuldiging het deelnemen aan een openbare samenkomst. In artikel 2.1 van de noodverordeningen is een algeheel verbod op samenkomsten opgenomen. Het OM vindt dat het aankomt op een grammaticale uitleg van het begrip samenkomst. Bij het al dan niet van tevoren afgesproken samenkomen van meerdere mensen is al gauw sprake van een samenkomst als bedoeld in de noodverordening. In het interne OM-beleid is het bedrag van de strafbeschikking op 390 euro vastgesteld. Het OM heeft bij de minister aangegeven geen voorstander te zijn van verlaging van de boetes en dat er belang is bij een consistent handhavingsbeleid.
De overheid moet ingrijpen als in een crisissituatie de volksgezondheid in gevaar komt. Op grond van jurisprudentie is met de anderhalvemeternorm een goed evenwicht gevonden tussen de belangen van het individu en die van de samenleving. Dat de minister zei dat het beleid was gericht op aanspreken en waarschuwen en dan pas beboeten, betekent niet dat het OM niet mocht vervolgen. Met een samenkomst wordt in de noodverordening een bijeenkomst in min of meer georganiseerd verband met een groep van enige omvang bedoeld. Een ontmoeting van een groepje vrienden op straat valt hier uitdrukkelijk niet onder. Dat men niet wist dat de anderhalvemeternorm ook gold in de auto, betekent niet dat men straffeloos overtredingen kan maken. Een boete van 390 euro voor overtreding van de anderhalvemeterregel is overdreven. Een meerderheid in de Tweede Kamer vindt dat de hoogte van de boete bij het overtreden van de anderhalvemeterregel maximaal 95 euro zou moeten zijn. ‘Ik vind dit een passend bedrag voor de overtredingen die aan mij zijn voorgelegd’, zegt de kantonrechter. Van de 18 verdachten krijgen er 14 een boete van 95 euro en 4 worden vrijgesproken.
De zaak
De nu 58-jarige Jos B. zou in augustus 1998 de 11-jarige Nicky Verstappen hebben misbruikt en van het leven hebben beroofd. Volgens de advocaten van Jos B. kan niet bewezen worden dat Nicky het slachtoffer was van misdrijven.
Jos B. heeft Nicky Verstappen van zijn vrijheid beroofd en seksueel misbruikt. Hij heeft de 11-jarige jongen opzettelijk gedood door zijn ademhaling te belemmeren om dit misbruik te verhullen (gekwalificeerde doodslag). Ook heeft Jos B. gewoonte gemaakt van het bezitten van kinderporno. De officieren eisen een gevangenisstraf van 15 jaar. Daarnaast moet Jos B. tbs met dwangverpleging krijgen. Zij vinden hem een gevaar voor de veiligheid en gezondheid van personen en hij mag niet de vruchten plukken van zijn weigering om mee te werken aan gedragsdeskundig onderzoek. Als de rechtbank geen tbs met dwangverpleging oplegt, moet de gevangenisstraf worden verhoogd tot 18 jaar.
Jos B. verdient volledige vrijspraak. Er kan niet bewezen worden dat er überhaupt misdrijven jegens Nicky Verstappen zijn gepleegd, laat staan dat Jos B. hiervoor verantwoordelijk is. Er is geen bewijs voor seksuele handelingen. Er zijn geen sporen gevonden op het lichaam (met name in de schaamstreek en aan het geslachtsdeel) van Nicky Verstappen. Er kan ook niet worden vastgesteld dat Nicky Verstappen door zuurstoftekort om het leven is gekomen. Het kan ook een schorpioensteek, slangenbeet of zonnesteek zijn geweest. Er zou ook meer gekeken moeten worden naar mogelijke betrokkenheid van andere personen. Omdat Jos B. volledig moet worden vrijgesproken, is het niet nodig om een standpunt in te nemen over een passende strafmaat.
Onder andere gelet op de bij Nicky Verstappen aangetroffen letsels, de wijze waarop de kleding van Nicky zat toen hij werd gevonden en de plaatsen waar de verdachte zijn DNA heeft achtergelaten, gaat de rechtbank ervan uit dat Nicky seksueel is misbruikt. Er moet dwang of enig fysiek geweld gebruikt zijn door de verdachte. De enig aannemelijke doodsoorzaak is een onnatuurlijke. Er valt niet vast te stellen dat Jos B. uit was op de dood van Nicky, maar diens dood is wel een gevolg van zijn handelen en kan hem worden toegerekend. De rechtbank legt Jos B. een gevangenisstraf van 12 jaar op, maar geen tbs met dwangverpleging. De kans op herhaling is onvoldoende groot om zo’n vergaande maatregel te rechtvaardigen. Jos B. wordt verder veroordeeld tot 6 maanden cel voor het bezit van kinderporno.
Zowel Jos B. als het Openbaar Ministerie zijn in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.
De zaak
Op 18 maart 2019 schiet de 37-jarige Gökmen T. om zich heen in een Utrechtse tram. Hij doodt 4 mensen, andere inzittinden raken ernstig gewond. Vrijwel direct geeft Gökmen T. toe dat hij de dader is. Zijn advocaat vindt dat hij geen levenslange gevangenisstraf moet krijgen. Wat vindt de rechtbank?
Gökmen T. bekent in het vooronderzoek de aanslag in de tram op het 24 Oktoberplein in Utrecht. ‘In naam van Allah (…). Ik ben degene die een tramaanslag heeft gedaan.’ De geradicaliseerde Gökmen T. roept tijdens de aanslag in de tram verschillende keren ‘Allah Akbar!’ Er zijn getuigenverklaringen en camerabeelden. Hij vindt dat hij vanuit zijn geloofsovertuiging zijn daden heeft mogen plegen. Gökmen T. heeft volgens de officieren met voorbedachte raad gehandeld en de moorden met een terroristisch oogmerk gepleegd. Hij verdient voor de koelbloedige moorden een levenslange gevangenisstraf.
Gökmen T. wordt tegen zijn wil naar de zittingszaal gebracht en beantwoordt nauwelijks vragen. Hij laat geen kans onbenut om zijn afkeer van de officier van justitie, de rechtbank en zijn eigen advocaat te laten blijken. Hij weigert rechtsbijstand. Omdat bij hem een ziekelijke stoornis van de geestvermogens wordt vermoed, is de rechtbank verplicht aan hem een raadsman toe te wijzen. Gökmen T. weigert met deze advocaat te overleggen. Gökmen T. heeft de moorden gepleegd, maar omdat hij verminderd toerekeningsvatbaarheid is, behoort hij volgens zijn raadsman geen levenslange celstraf te krijgen. Omdat Gökmen T. geen reële kans maakt om ooit nog op vrije voeten te komen, is zo’n straf ook in strijd met het Europese recht (artikel 3 EVRM).
Gökmen T. heeft, met een terroristisch oogmerk, 4 mensen vermoord, 3 mensen geprobeerd te vermoorden en 17 mensen bedreigd. Daarvoor is alleen een levenslange gevangenisstraf op zijn plaats. Volgens deskundigen heeft Gökmen T. een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken en functioneert hij op een zwakbegaafd intelligentieniveau. Dat is, gelet op de ernst van zijn daden en de gevolgen daarvan, geen reden om een andere straf op te leggen. Een tijdelijke gevangenisstraf, ook de maximale van 30 jaar, doet geen recht aan de aard en de ernst van de gepleegde misdrijven. Levenslang is niet tegen het Europees recht omdat het Nederlandse rechtssysteem voorziet in een herbeoordeling die kan leiden tot verkorting van een levenslange gevangenisstraf.
De zaak
In een Enschedese growshop worden eind 2018 4 mannen vermoord. Een vader en zijn 2 zonen worden opgepakt. Alles wijst op een koelbloedige terechtstelling. Bijna 2 jaar later verschijnen ze voor de rechtbank Overijssel.
Een vader (59) en zijn 2 zonen (32 en 34) hebben op 13 november 2018 in een growshop in de Van Leeuwenhoekstraat in Enschede 4 mannen vermoord. (Een growshop is een winkel waar spullen gekocht kunnen worden om thuis gewassen en planten – cannabis bijvoorbeeld – te kweken.) Ze hebben de mannen meedogenloos geëxecuteerd. Uit camerabeelden, telefoongegevens, getuigenverklaringen, sporen in de growshop en in de auto van verdachten en op de munitie, blijkt dat vader en zonen samen verantwoordelijk zijn voor de moorden. Daarbij is niet relevant wie er wel of niet heeft geschoten. Hierbij wordt ook de proceshouding van vader en zonen betrokken. Ze hebben niets willen zeggen. Er is sprake van voorbedachten rade omdat de slachtoffers allemaal van korte afstand met 2 wapens uitsluitend in het hoofd zijn geschoten. Forensisch onderzoek en de wijze waarop de slachtoffers zijn aangetroffen, wijst op weloverwogen beslissingen om te doden. Voor de moorden én voor een gewelddadige diefstal een week eerder in Hengelo verdienen ze een levenslange gevangenisstraf.
Vader en zonen hebben gekozen voor het zwijgrecht omdat ze geen gapend gat willen slaan in de familiaire verhoudingen. Het recht om te zwijgen komt verdachten toe op grond van internationaal recht. Vader en zonen zouden moeten worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat zij in de growshop waren of een voldoende wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het doden van de 4 mannen. Uitvoerig forensisch onderzoek heeft niet uitgewezen dat vader en zonen in de growshop waren, laat staan dat zij aanwezig waren tijdens het doodschieten van de slachtoffers. Medeplegen kan niet worden bewezen. Noch op basis van camerabeelden, noch op basis van getuigenverklaringen kunnen zij op of nabij de plaats delict worden geplaatst. Op basis van motieven en sporen kunnen andere daders niet worden uitgesloten. Gelet op lacunes in de bewijsvoering en onbeantwoord gebleven cruciale vragen, kan noch het individueel plegen, noch het medeplegen worden bewezen.
De vader en zijn zonen zijn schuldig aan het medeplegen van de moord op de 4 mannen in de growshop in Enschede. Daarvoor is voldoende bewijsmateriaal in de vorm van camerabeelden, telefoongegevens en getuigenverklaringen. Het drietal bracht de slachtoffers met voorbedachten rade om het leven en werkte daarbij nauw samen. De executies gebeurden zeer trefzeker en met een ijzingwekkende en niets ontziende koelbloedigheid. Zonder ook maar een greintje mededogen schoten zij de kansloze en weerloze slachtoffers meerdere keren door hun hoofd. Vader en zonen krijgen daarvoor een levenslange gevangenisstraf. Deze straf is niet in strijd met het Europees recht. In totaal moeten de schutters zo’n 877.000 euro aan schadevergoedingen betalen. De rechtbank veroordeelt de vader en de 34-jarige zoon ook voor een gewelddadige diefstal op 7 november 2018 in Hengelo. De rechtbank spreekt een 73-jarige man en diens 34-jarige zoon uit St. Willebrord vrij van medeplichtigheid aan de moorden in Enschede. Ook een 40-jarige vrouw wordt vrijgesproken van medeplichtigheid aan de moorden.
De vader en zijn 2 zonen zijn in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De zaak
Kinderen en weduwen van in 1946 en 1947 op Zuid-Sulawesi (vroeger Zuid-Celebes) geëxecuteerde mannen eisen een schadevergoeding van de Nederlandse Staat. De Staat vindt hun getuigenverklaringen onbetrouwbaar. Wat vindt de rechtbank Den Haag?
Verschillende getuigenverklaringen zijn te summier en onvoldoende concreet en onbetrouwbaar. In 1 geval bestaat twijfel omdat een vrouw alleen van horen zeggen kon verklaren over de dood van haar vader. Verder wijst de Staat erop dat de vrouw in de procedure wisselende standpunten heeft ingenomen en vervolgens als getuige een verklaring heeft afgelegd die op onderdelen afwijkt van haar eerder ingenomen standpunten. Een andere getuige heeft ook alleen van horen zeggen over de executie van een andere man. Uit die verklaring volgt dat deze man en een ander zich hadden aangesloten bij de opstandelingen en op de vlucht waren voor Nederlandse militairen. De kans is daarom reëel dat hij is omgekomen als gevolg van legitieme gevechtshandelingen.
Talloze echtgenoten/vaders in 1946/1947 door Nederlandse militairen zijn geëxecuteerd. De weduwen en kinderen en de getuigen die de zuiveringsacties hebben meegemaakt, komen uit een ander tijdperk en een andere wereld. Er zijn enorme culturele verschillen met Nederland, die zich uiten in andere tradities en levensstijlen. Getuigen van de executies geven over het algemeen geen precieze data. Deze getuigen, die destijds op het platteland van Zuid-Sulawesi woonden, duiden tijdstippen veeleer aan met het seizoen (regentijd of de droge tijd). Het ontbrekend of afwijkend besef van tijd blijkt ook uit het feit dat een aantal getuigen niet weet hoe oud zij ten tijde van de executies waren. Dat maakt hun verklaringen nog niet ondeugdelijk.
De rechtbank houdt rekening met culturele verschillen bij de waardering van de getuigenverklaringen. Die zijn niet per se onbetrouwbaar als zij niet nauwkeurig zijn of afwijken van eerdere schriftelijke verklaringen. Het is bewezen dat 11 van de 21 mannen om wie het gaat op Zuid-Sulawesi zijn gedood als gevolg van misdragingen van Nederlandse militairen. In de meeste gevallen ging het om standrechtelijke executies. Een aantal van deze executies is gedocumenteerd in historische bronnen, maar de rechtbank heeft ook misdragingen vastgesteld die niet zijn de vinden in historische bronnen. Eén man heeft recht op een immateriële schadevergoeding van 10.000 euro omdat hij als 10-jarig kind de standrechtelijke executie van zijn vader heeft gezien. Andere kinderen en weduwen hebben recht op materiële schadevergoeding (van 23,48 tot 3.634 euro) in de vorm van gederfd levensonderhoud. Deze bedragen staan niet in verhouding tot het verdriet die de executies hebben veroorzaakt, maar het op deze zaken toepasselijk recht biedt geen mogelijkheid om deze schade (affectieschade) te vergoeden. De rechtbank wijst ook een aantal vorderingen van weduwen en kinderen af.
De zaak
In Utrecht mogen sinds 1 januari 2020 alleen huis-aan-huisbladen worden bezorgd als op de brievenbus een ja/ja-sticker is geplakt. Het Stadsblad Utrecht is het daar niet mee eens. Bij de voorzieningenrechter krijgt de uitgever van de krant nul op het rekest, en bij het gerechtshof?
In de gemeente Utrecht verschijnt al tientallen jaren het gratis huis-aan-huisblad Stadsblad Utrecht. Dit is een uitgave van uitgever DPG Media. Naast advertenties staan er ook journalistieke producties in het blad. De krant wordt overal in de gemeente Utrecht bezorgd, behalve als op de brievenbus een nee/nee-sticker is geplakt. De gemeentelijke eis dat de krant alleen in ja/ja-brievenbussen mag worden bezorgd, beperkt de persvrijheid en beknot de vrijheid van meningsuiting. De Utrechtse regelgeving is daarmee onwettig, want in strijd met Artikel 10 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden (EVRM). Volgens de voorzieningenrechter Midden-Nederland is dat niet zo. Daartegen is de krantenuitgever in beroep gegaan. Om te verhinderen dat het Stadsblad Utrecht gedurende het verloop van de bodemprocedure uit veel brievenbussen wordt geweerd, keert de uitgever zich in een kort geding tot het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
In de zomer van 2016 vraagt de gemeenteraad van Utrecht het college van burgemeester en wethouder te onderzoeken of het juridisch mogelijk is om bij bezorging van reclame en huis-aan-huisbladen over te gaan tot een zogenoemd opt-insysteem. Wie geen sticker op de brievenbus heeft, krijgt geen ongeadresseerd reclamedrukwerk meer. De gemeenteraad wil hiermee het papierafval terugbrengen. In 2019 stelt het gemeentebestuur voor het nieuwe systeem in te voeren. Drukwerkverspreiders die zich niet aan de nieuwe regels houden, krijgen een boete. Dat geldt ook voor huis-aan-huis bladen, zoals het Stadsblad Utrecht. De gemeente bestrijdt niet dat de beperking van het verspreiden van nieuws en informatie in Utrecht een inperking van de vrijheid van meningsuiting is, maar het doel dat wordt gediend – het tegengaan van vervuiling en verspilling van papier – is groter en kan daardoor de toets der kritiek doorstaan.
In Utrecht maakt de gemeente geen onderscheid tussen reclamedrukwerk en huis-aan-huisbladen. Gezien de definitie die de gemeente hanteert voor een huis-aan-huisblad, moet worden vastgesteld dat sprake is van een beperking van het verspreiden van nieuws en informatie onder de inwoners van Utrecht. Dit moet worden gezien als een beperking van of inmenging in het recht van Artikel 10 van het EVRM. Het ja/ja-beleid is gebrekkig voorbereid en is gebaseerd op summier onderzoek dat voornamelijk betrekking had op ongeadresseerd reclamedrukwerk en niet op huis-aan-huisbladen. Uitgever DPG heeft geloofwaardig gemaakt dat er een reëel gevaar bestaat dat het Stadsblad door de nieuwe regels verdwijnt. Dit alles leidt ertoe dat het aannemelijk is dat de rechter in de bodemprocedure zal beslissen dat het door de gemeente ingevoerde ja/ja-stickerbeleid in strijd is met Europees recht. Zolang niet definitief is beslist in het geschil tussen de gemeente Utrecht en de uitgever, mag Utrecht het Stadsblad niet uit de brievenbussen weren.