‘De Rechtspraak beschermt rechten en vrijheden, komt op voor de rechtsstaat, zorgt voor goede toepassing van het recht en voor beslissingen door onafhankelijke, onpartijdige, integere en deskundige rechters.’
Zo klinkt de vernieuwde missie van de Rechtspraak, zoals deze eind vorig jaar door de besturen van de gerechten en de Raad voor de rechtspraak onder woorden werd gebracht. Naast het recht is dit de basis van waaruit wij werken.
Het zijn grote woorden, maar de Rechtspraak heeft dan ook een belangrijke rol te vervullen binnen de rechtsstaat. Een rol waarbij het afleggen van verantwoording hoort. Bijvoorbeeld met een jaarverslag zoals dat nu voor u ligt. We blikken terug op een jaar waarin het coronavirus de wereld op zijn kop zette en voor velen niets meer zeker was. Een jaar waarin we de hoop op betere tijden noodgedwongen steeds voor ons uit moesten schuiven.
Het stelt gerust dat ondanks alle tegenslag onze maatschappelijke instituties overeind bleven. Het toont het belang van het stevige fundament dat door de eeuwen heen is gelegd. Ook de Rechtspraak ging door. Mede door de niet-aflatende inzet en flexibiliteit van velen staat het Nederlandse rechtssysteem nog steeds als een huis. Hiermee is een grote prestatie geleverd. Wetende dat de coronacrisis ook voor onze collega’s aanzienlijke en soms zelfs ingrijpende gevolgen heeft, vind ik dit nog indrukwekkender.
Helaas zijn er mensen die niet zullen beamen dat er een rechtsstaat is. Voor duizenden was 2020 het jaar waarin hun leed eindelijk erkenning kreeg. De parlementaire ondervragingscommissie die onderzoek deed naar de toeslagenaffaire constateerde dat de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden. De slachtoffers vonden niet de rechtsbescherming die wel nodig was. Als we de woorden waarmee ik dit jaarbericht begon écht omarmen, kan het niet blijven bij het afleggen van verantwoording. Dan moet het ook gaan over het nemen van verantwoordelijkheid en het bijdragen aan verbetering.
De Raad voor de rechtspraak adviseert de wetgever over toekomstige wetgeving, na overleg met de gerechten. Daarbij nemen wij steeds meer de ruimte om niet alleen te adviseren over de gevolgen voor onze organisatie of de uitvoerbaarheid van wetten voor de rechter, maar door ook te kijken naar de effecten op rechtsbescherming, naar de toegang tot de rechter en of grondrechten worden gerespecteerd.
Maar is het wel genoeg om te adviseren over iets wat nog wet moet worden en (grondig) kan veranderen door het parlementaire proces? Iets wat zijn weg nog moet vinden in de praktijk. Moeten we niet vaker onze kijk geven op de wetten die er al zijn en die de rechter elke dag toepast in de zittingszaal? Rechters zien dagelijks in processtukken en tijdens zittingen de effecten van wetgeving en de uitvoeringspraktijk. Zijn wij het niet aan de samenleving verplicht om die ervaringen te delen? Maar als we dat doen, hoe voorkomen we dan dat we de wetgever of het bestuur in Nederland van de stoel drukken?
Het zijn vragen waarop we het antwoord willen vinden in overleg met onze rechters en andere collega’s binnen onze organisatie, en vervolgens met andere rechterlijke instanties en staatsmachten. Het is onderdeel van de zoektocht naar hoe wij ons de komende decennia tot elkaar verhouden.
In dit jaarverslag leest u voor het eerst welke tendensen wij zagen in wets- en beleidsvoorstellen op het terrein van de rechtspleging. Het is een eerste, voorzichtige poging waarmee de Rechtspraak meer betrokkenheid wil tonen bij bestaand beleid en wetgeving. Daarmee begeven we ons op onbekend terrein, volledig bewust van de grenzen die de scheiding der machten dicteert. Tegelijkertijd moet respect voor de trias een open gesprek niet in de weg staan. Zeker niet als zo’n gesprek onrechtvaardigheid kan voorkomen.
Onze bijdrage moet constructief en dienend aan de samenleving zijn en het evenwicht tussen de staatsmachten niet verstoren. Het is een zoektocht vol gevoeligheden, maar ik denk wel dat deze koorddans noodzakelijk is. Want er zijn zorgen. Naar aanleiding van de toeslagenaffaire proberen we in kaart te brengen of er op meer plekken vergelijkbare problemen spelen. Of jurisprudentie te knellend is, wetten te rigide zijn of de uitwerking daarvan schrijnend.
Zo zijn er bijvoorbeeld zorgen over de coronasteunwetgeving en het gebrek aan ruimte voor maatwerk daarin. In elk geval de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) herbergen het risico hard – misschien wel te hard – uit te pakken voor sommige mensen. De expliciete datum die bepaalt of wel of geen steun kan worden verleend, kan onrecht in de hand werken en het is maar de vraag of de rechter ruimte heeft om dit onrecht in de zittingszaal te corrigeren. Aan de hand van de rechtszaken die hierover worden gevoerd, houden we als Rechtspraak in de gaten of dit dreigende onrecht zich daadwerkelijk manifesteert. En als we dit constateren, zullen we het actief onder de aandacht brengen.
Een ander voorbeeld dat ik hier wil aanhalen is de Jeugdwet. In 2012 bracht de Raad voor de rechtspraak een uitgebreid advies hierover uit. We onderschreven het doel van de wet, maar hadden zorgen over onderdelen ervan. Inmiddels is het wetsvoorstel van destijds al een aantal jaren wet en is duidelijk geworden dat kinderen die hulp nodig hebben ondanks deze wet – of misschien zelfs wel als gevolg daarvan – in de knel zitten. Dat ligt niet alleen aan de wet, maar ook aan de uitvoering en de schaarse middelen die ervoor beschikbaar zijn. Aanpassing van het stelsel is nodig, zodat kinderen en ouders niet meer zo lang op hulp hoeven te wachten. Wij zien het als onze taak om onze ervaringen te delen. Zodat er een beter jeugdhulpsysteem komt dat het recht op een gezonde ontwikkeling van kinderen ondersteunt. Daarnaast bieden wij rechtsbescherming aan al die anderen die bij de kinderen betrokken zijn, zoals ouders, grootouders, co-ouders en pleegouders. En we steunen de professionals die elke dag in de weer zijn om kinderen en hun gezinnen te begeleiden.
Het zijn slechts 2 observaties, maar ik denk dat het belangrijk is om ze te delen. Want ook dát is rechtsbescherming bieden.
Een kritische blik is niet alleen bedoeld om dreigend onrecht boven tafel te krijgen. Op 1 januari van dit jaar trad de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) in werking. Hierdoor kunnen ondernemingen, hun schuldeisers en aandeelhouders bij een dreigend faillissement een bindend en door de rechter bekrachtigd onderhands akkoord sluiten. Het voorkomt dat levensvatbare bedrijven failliet worden verklaard. Bij de totstandkoming van de WHOA vroeg de wetgever ons geregeld om advies. Het resultaat van dit open gesprek is een wet die nu al zijn vruchten afwerpt. Het is een voorbeeld van hoe politieke, maatschappelijke en juridische logica elkaar versterken in plaats van bestrijden. Het doel is de samenleving vorm te geven, beter en zelfs mooier te maken. Om recht te doen.
De rechter heeft een verbindende rol in de samenleving en kan die op verschillende manieren invullen. Soms door een vastgelopen discussie vlot te trekken tijdens een zitting en door met een uitspraak de juiste richting aan te geven. De rechter kan er met zijn beslissing voor zorgen dat mensen zich gehoord en gezien voelen, ook als ze ongelijk krijgen. Tegelijkertijd moet de maatschappij er volgens ons voor waken dat we (maatschappelijke) discussies steeds vaker willen beslechten in de rechtszaal omdat we bij conflicten compromissen weigeren te accepteren. Hier heeft de ‘politiek’ volgens ons ook een taak. De samenleving heeft niet altijd het meeste baat bij een juridisch antwoord op een maatschappelijke vraag. Maar als de vraag dan toch voorligt, moet een rechter het antwoord geven. Het recht gebiedt ons om een uitspraak te doen als daarom wordt gevraagd. Dat zullen we dan ook rechtvaardig, transparant, toegankelijk, tijdig en met oog voor de menselijke maat doen.
Het fundament onder onze rechtsstaat, dat zo zichtbaar werd in 2020, blijkt stevig. Maar nu het blootligt, zien we ook de imperfecties. Wij zullen onze verantwoordelijkheid nemen en op zoek gaan naar mogelijkheden tot verbetering. Om zo samenleven mogelijk te maken.
Henk Naves,
voorzitter Raad voor de rechtspraak